geknorr

Geknor uit een vorig leven.

In mijn flexibele en daardoor regelmatig aan veranderingen onderhevige geloofsbelijdenis is zelfs af en toe ruimte voor herinneringen aan vorige levens. Er zijn mensen die daar rotsvast in geloven. Robert ten Brink heeft inmiddels wekelijks een programma over oorzaken van huidige ongemakjes die hun oorsprong lijken te vinden in vorige levens.

(“levons” zoals hij het uitspreekt.) Het zal wel. Als ik een enkele keer zo’n Japans wonderkind van twee jaar oud virtuoos viool hoor spelen dan denk ik ook: dat heeft hij vast eerder gedaan. Noem het een Godgegeven talent of een oude ziel; ik reken het beide goed!

Helaas heb ik geen supertalenten meegekregen, maar wél wat ongemakjes. Ik noem u er een paar. Leefde ik mijn vorige leven vér voor Napoleon en kan ik daardoor geen namen onthouden? Lust ik geen haring al geeft u me €100,- voor een hap, doordat ik rond 1930 ben overreden door een onwelriekende haringkar? Wat kan er ooit zijn voorgevallen waardoor ik zo’n onbedwingbare voorliefde heb voor iedere celliste die meer dan drie zuivere tonen achter elkaar ten gehore kan brengen?

Geen idee! Ik kan het Robert eens vragen.

Zéker is, dat ik in een vorig bestaan een krulstaart gehad zal hebben.

Of op zijn minst zwijnenhoeder geweest moet zijn in een vies modderig varkenskot vol vette varkens. Directe gevolgen daarvan zijn dat ik niet van moddervoeten houd en varkensvlees zoveel mogelijk mijd. Zelfs het dunste witte randje van droge Ardennerham verwijder ik, en nóg smaakt het naar varken. Als kind kreeg ik rillingen op mijn rug als er in de erwtensoep zo’n homp geel vlees kwam bovendrijven. Eén stukje klapstuk verprutste de pret van mijn hutspot. Het koddig knorren van een big heeft voor mij nog nooit iets aantrekkelijks gehad. Als binnen gehoorafstand iemand onverschrokken zijn neus ophaalt, gaat mij dat door merg en been. Naarmate ik ouder word, gaat mijn gehoor flink achteruit, maar het geluid van krachtig opgetrokken nasaal vocht zet mijn haren recht overeind. Loop ik langs een hok met varkens, of een samenscholing Poolse bouwvakkers, dan ben ik er op berekend. Dan scherm ik mijn gehoor onbewust wat af. Op koorrepetities en uitvoeringen daarentegen staan mijn oren op “uiterst gevoelig”. Eén of twee bekwame bassen maken mij soms het zingen wat zuur. De luidruchtige wijze waarop met volle ademsteun luchtwegen worden vrijgemaakt, waarbij het blokkerende materiaal tot diep in de hersenholtes wordt teruggehaald raakt mij radeloos. Ik weet; het is alom aanbevolen door huisartsen en hygiënischer dan een ouderwetse zakdoek, maar ik kan er slecht tegen. Houdt u wat rekening met mijn overgevoeligheid. Het komt van vroeger! Ik ben u er dankbaar voor.

Valsebas®

Oktober 2009.