gespot

Gespot.

Er zijn van die hobby’s waar je maar heel moeilijk de lol van kunt inzien. Ik geef een voorbeeld. Hoe verzint iemand met een gezond verstand het, om te gaan keepen bij een waterpoloteam? Afgezien nog van zo’n afschuwelijke badmuts moet dat watertrappelen met je handen hoog in de lucht toch vreselijk vervelend zijn. In het doel staan is bij elke sport al een beetje knullig, maar in een zwembad toch verreweg het meest. Snowboarden, skiën, tennis, golfen, duiken; ik snap het allemaal, maar neem nu zoiets als vliegtuigspotten? Begrijpt u het? Bespottelijk toch? Gelukkig houdt niet iedereen van zingen, alhoewel ik toch schrik als men mij vertelt hoeveel koren er in Harderwijk zijn. Laat staan het aantal koren op de NW Veluwe! De laatste jaren komen er ook steeds meer televisieprogramma’s over koorzingen. Wij zijn een belangrijke doelgroep en niet alleen voor de E.O. Ik begrijp het als geen ander; zingen is leuk en koorzingen is nóg leuker. Het repertoire maakt niet eens zoveel uit. Als Valsebas® ooit wordt weggestemd wegens herhaaldelijk haatzaaien in Continuo, dan zakt hij probleemloos af naar iets barbaars als een barbershopkoor. Zo’n popkoor van Jurriaan lijkt mij, als het wat dichterbij was, best aantrekkelijk. Spoelinkje in mijn haar, buik-in, en lekker close-harmonie, dicht op elkaar Queennummers zingen. Geweldig! Een smartlappenkoor? Ook prima. Er zijn maar weinig muzikale hobby’s waar ik de aardigheid niet van in kan zien. Eigenlijk is er maar één: koorbegeleider. Je zult toch vérbovengemiddeldmooi piano kunnen spelen en je dan iedere week opnieuw compleet weg moeten cijferen voor het gestuntel van zo’n grijs amateurkoor. Het zal je hobby maar zijn om wekelijks met een subtiele maar onverbiddelijke vingerbeweging de sopranen erop te moeten wijzen dat ze weer een volle noot gezakt zijn. Je mooiste intro’s worden ruw onderbroken met: “We slaan een paar maten over” en de keren dat je de prachtige pianosolo aan het eind van het stuk mag uitspelen zijn op een hand te tellen. Je zou toch verwachten dat een man als Marinus van Steenwijk veel liever samen met een prachtige celliste zich in romantische kamermuziek van Chopin zou verdiepen. Niets is minder waar. Hij kiest er voor om voor een enkele fles wijn en tweemaal per jaar wat waarderende woorden zijn maandagavonden achter onze piano te slijten. Uiterst geconcentreerd doet hij zijn best het juiste tempo te houden tussen wat het koor doet en de dirigent wil. Onvermoeibaar speelt hij ons de noten voor, desgevraagd een half toontje lager. Begrijpt u het? Ik niet.

Slechts één keer per jaar, al 45 jaar lang, stapt hij even uit de schaduw in het volle licht voor zijn recital in de Aula van het Nassau Veluwe. Voor een trouw publiek tovert hij de etudes, nocturnes en mazurka’s uit de glanzende vleugel die hij tevoren even charmant als welbespraakt aankondigt. De zaal hangt aan zijn lippen en Marinus van Steenwijk blijft tot ver na het applaus moeiteloos in zijn rol van concertpianist. Op de maandag erna zit hij weer geduldig en bescheiden in een beige trui achter een bruine piano onze a capella’s aan te horen. Onbegrijpelijk! Het zou mij niet verbazen als blijkt dat hij vroeger keeper is geweest! Of vliegtuigspotter….

Valsebas®

maart 2011.